Boerderij | © Jaap Hiddink | particulier bezit
Winteridylle
Op de één na laatste dag van het oude jaar kom ik met tig of zeven wandelaars terecht in een kerstkaart van Anton Pieck. Rondom ons een hemelse witte wereld met af en toe in de verte een doffe droge knal van een carbidbus en de roep van een midwinterhoorn. De wandelende ‘oudejaarsreceptie’ is acht jaar geleden ontstaan. Uit behoefte aan weemoedig mijmeren op de grens van oud en nieuw. Drang naar onthaasting toen het woord nog moest worden uitgevonden. Zoiets. Wandelen in de vrieskou blijkt daartoe een goed middel. Telkens iemand anders uit de vriendenkring zet sindsdien een tocht uit van zo’n vijftien kilometer, ergens in de Achterhoek. Vrienden, familie, collega’s, kennissen en daar weer vrienden van, zijn ditmaal vanuit het hele land afgereisd naar Lichtenvoorde.
Bij het passeren van ‘n drom praggels met een ander loopritme dan ik, hoor ik in een flard de levensloop van medewandelaarster Lies. ‘Ik heb mijn onderwijs genoten in een Rietveld, ik werk in een van Eyck en ik huis in een Koolhaas en ik woon af en toe een architect uit … Ik heb verder niks met bouwkunst.’ Een glimlach verschijnt op mijn gezicht. In de bus hiernaartoe hoorde ik haar trots vertellen dat een door haar man ontworpen wooncomplex in de prijzen was gevallen.
Op de inrit van een afgelegen boerderij staat een als jager verklede Abrahampop opgesteld, met een lofdicht op de jacht. De wrange regel: “We jagen met plezier op wild en ‘Lekker dier’” maakt mij alerter.
Over de Straksweg fietst dromerig een burger uit ‘Asilië’. In afwachting van zodadelijk. Misschien dan toch een warme plek in Nederland?
Plotsklaps zie ik aan het zwerk een zwerm drijfwild opfladderen, vanachter een stapel omhakbomenhout. Het dof geknal blijkt uit jachtgeweren te komen. Even later komen we ze ‘integen’. Een achttal drijvers, met knuppels over hun schouders, marcheert netjes in het gelid. “Zo … op zeehòndenjacht?” Wijzend op wat rode plekken in het maagdelijk witte sneeuwlandschap, veroorzaakt door te vroeg afgeschoten vuurwerk, krijg ik ze zowaar aan het ‘gräölen’. Als daarna de gezette jagers zichtbaar worden, ingeblikt in een mini Toyota-Jeep, heb ik het niet meer. Stuiptrekkend strompel ik verder.
Na een koffiestop met een slokje ‘koude thee’ bij de Domme Aanleg wordt er op de Vragenderweg, vragende weg ‘gerikraod’ waar de weg heen zal gaan.
Een Silvoldenaar maakt een pracht oneliner over de dreigende gemeentelijke herindeling. “Wisch moet Wisch blijven, ten hoogste een fusie met een gemeente die Waarachtig heet.” “Of Wasje” reageert Ad Rem uit Sinderen. Met een “Desnoods geven we Terborg terug aan de natuur” wakker ik het schuddebuiken verder aan. Woordgrappend vervolgen we de weg naar ‘t Klooster. De wandeling krijgt nu langzamerhand iets van een iets te melige oudejaarsconference. In Bredevoort mis ik een grap over Pronk z’n ministersministep. Aan het eind van de tocht genieten we in Aalten bij Op d’n Timp voldaan van een eenvoudige doch voedzame maaltijd.
Wat kan het leven toch mooi zijn! De daaropvolgende laatste dag van het jaar is er dan ook één van nasmullen. Freek sluit het fenomenaal af met een paradoxale schreeuw om stilte. In de winterkou geniet ik met m’n naasten stilletjes van het siervuurwerk boven Wissche dreven. Daarna bál bij ’t Veer.
De winteridylle is op de eerste middag van het nieuwe jaar door de invallende dooi weggesmolten en wordt ruw verstoord als ik slaperig de tv aanzet en de tragedie aanschouw in Volendam. Ik sta perplex, traanvocht welt. Nu dertien dagen later is Nederland, nog niet uitgeweend om de gevolgen van idyllisch bedoelde kerststerretjes, die vlam vatten in de wirwarrige kerstversiering. De hemel veranderde in een hel.
Hans Mellendijk, 13 januari 2001, de Gelderlander