donderdag 18 juli 2019

In een zetel zitten! | DÉTOUR De France | 12



“In een zetel zitten!”
 
Die renner in de kopgroep. Je voelt: hij wint de rit.
Omdat hij door zijn maats gesteund nu ‘in een zetel zit’.
Zo schuift hij naar de meet toe. Ook hier staat zo’n fauteuil.
Met dit verschil: wie daarin zit is ladderzat of lui.
Ach vrienden, laat maar hangen. Het gaat zoals het gaat.
Het maakt geen donder uit of iemand zit of ligt of staat.
Nou goed, er schijnen plekken waar men zo’n club juist mijdt,
maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
 
[Top 3 algemeen orangement: 4. Kruijswijk +1.27, 21. Mollema +4.25, 50. Kelderman +30.06]

Ondertussen in Nijmegen | 35 jaar stencilkunst

In goed Nederlands | tributeband




Ereformatie niet gehonoreerd!


Nelson Mandela | 101


Happy Birthday | Stevie Wonder 
Nelson Mandela Day 19e juli 2009 | Radio City Music Hall | New York



Amy Winehouse 

AKA | April 1984 

Manges in Opstrop

Vreden | Kult: pot met zeven oren

Als men de waarheid wilde verzwijgen, antwoordde vroeger menig ouderpaar als een nieuwsgierig kind vroeg naar het hoe en waar, op bijvoorbeeld de vraag: ’Waor gao 'j hen?’ Met: “Wi-j gaot op Opstrop an, pispötjes bakken”. Dialectdeskundigen vermoeden dat het denkbeeldige Opstrop -plaatsen in de kop, in de belevingswereld, net als bijvoorbeeld Floribos- is  afgeleid van Ochtrup. Een dorp in Westmünsterland, ten oosten van de grensplaats Gronau. En daar werden inderdaad in een pottenbakkerij pispotten gebakken. En wel van een heel bijzonder soort. Pispotten met zeven oren, opdat men ’s nachts in het duister van de bedstee nooit misgreep. Als kleine kinderen bleven doordrammen was dan ook steevast het vervolg op het volksrijmpje: "En dan mag i’j daor morgen de oorne anplakken!"




Bert Scheuter gebruikte dit rijmpje in zijn gedicht:

Verloorn gedachtegoed

Ik wol zo geern’ op Opstrop an
want daor passiern zovölle.
Ik was kind, hoe kon ik wetten dan,
dat Opstrop zowat is as Hölle.
Plaatsen bunt dat in de kop,
dreiend as een wilde mölle.

Zuuken wol ik in de Floribos
tutda’k mien treintjen trugge von.
Now wil ik wel van al mien dingen los
en  wodden zoa’k wazze toe’k begon.
Maor ’n mense hecht zich an zien grei:
Floribos kan niet meer wat ‘e kon.

Ik bun dat kind veurbi-j ‘egaon,
Het kind, dat alles annemt.
De Hölle hef lange af’edaon,
maor in de Floribos bun’k verklemd.
Want ik wet da’k niet vinne,
tut de tied zelf mien zelf wegnemt.


Het gedicht sierde het  Seeshirt 'nDrom 4/22, Wisch, 2002.