Daniël Lohues & Louisiana Blues Club | Ja Boeh | 2006
Het onderzoek van de Tilburgse professor dat de
dialectsprekend mens gemiddeld minder zou verdienen doet mij grimlachen. Toch
sterk de indruk dat het over de klank van de taal gaat. Het accent. Het
onderzoek refereert aan onderzoek in de U.S.A. waaruit blijkt dat iemand die
‘zwart’ klinkt gemiddeld minder verdient dan iemand die als een blanke klinkt.
Opeens in een flits het inzicht. Nu begrijp ik de voorliefde van de
Nedersaksische plattelander voor de blues. Beginnend met de betreurde nog in
Drents-Amerikaans accent zingende Harry Muskee. Die als Cuby and the Blizzards
in de jaren 60 de blues in ons bracht. Wat dacht je van ‘Drieteri-je blues’
waarmee Normaal het Nederlandstalige lied openbrak voor een bredere acceptatie
van het dialect. Ook pecuniair gezien niet slecht geboerd al ging het door
andere zaken langs de ravijnen van bankroet en platzak. Jaren later volgde het
wonderkind Daniël Lohues met zijn Ericaanse blues in pure Drentse varianten. Lohues
die met Skik zijn eerste cd opnam in de Achterhoekse Bontebrug. Bontebrug tevens
de titel van Jonah Falke zijn zedenroman over het volwassen worden van een jonge
kunstschilder zwalkend tussen Achterhoek en Amsterdam. Een debuut waarin de
tweetaligheid hoogtij viert. De jonge schrijver schildert zijn hoofdpersonen
afwisselend in de zogenaamd standaard Nederlandse klankkleur maar als het
sentiment met zijn achterland erom vraagt in pure Nedersaksische accenten. Die
bij mij als geoefende WALD-spelling lezer soms Twents overkwamen. Maar dat
mocht de pret niet drukken. Het gaat om de intentie en elke generatie vindt zijn
eigen weg in het noteren van de streektaal dat immers niet op school wordt
onderwezen. De weg vinden in het leven lijkt mij ook nu voor de dialect-sprekende
generatie niet echt een probleem. Verrassend om te lezen dat de moerstaal nog
lang niet platzak is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten