Trekpleister, Hans Mellendijk, de Gelderlander edities Achterhoek, 3 maart 2016.
De dialectmaand
maart telt niet alleen voor het Nedersaksisch taalgebied. Ook elders wordt de
streektaal haevig gevierd. Door Haagse Harry wel te verstaan. Kèg nah wat! Ut
Hagenees platpratede stgipkaraktâh
hep un ège stanbeild op de Graute Marrek! Meer dan levensgroot. Ik lees dat het
een populaire selfiespot is geworden iedereen wil met het fenomeen op de foto.
In de Randstad pakken ze het groots aan, heel anders dan in Assen waar “Ik bid
neet veur broene boon’n” Bartje met een klein beeldje wordt herdacht. In
Winterswijk wordt op de markt de tweeling Knelis en Willem de jeugdhelden van schrijver meester Gerrit Jan Meinen ook bescheiden geëerd,
inclusief het Zwarte Hundeken. In Doetinchem eindigde de romanfiguur Aornt
Peppelenkamp van Herman van Velzen, na een zwerftocht zijn reis in het
Erfgoedhuis.
Voor Oerend Hard konden we
terecht achter de Remigiuskerk in Hengelo. Een mooi beeld; een gestroomlijnd
blikken speelgoed stond model. Het ging helaas roesten. Het werd weggehaald.
Daarvoor in de plaats kwam een minder poëtisch geval. Een prozaïscher beeld,
een letterlijke copie van een oude BSA crossmotor met echte rubberen banden en
een authentiek motorblok. Op zich een mooi initiatief om het motordorp met het
roemruchte raceverleden te eren. Maar de verbeelding is weg.
Ik fantaseer in Doetinchem een beeld langs de Oude IJssel. Het betraande
zigeunerjongentje maar dan als meisje uitgevoerd. Boh Foi Toch’s Dropken Veur
Drop: “Op den wal langs den Iessel zit een deerntjen alleen” zie ik op
een bankje zitten. ‘Liepend’ over het water kijkend: “Dropken veur drop gaot de treuntjes
haronder/Dropken veur drop nump den Iessel ze met/Streume van verdreet loopt
der weg in 't water./Zeeen vol elend waor gin mense van wet.”
En eeuwig
zien we uit de ogen het water de Oude IJssel in stromen. Een toeristisch trekpleister
van jewelste.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten