Op 4 mei bladerend door
‘Die dag in mei vergeet ik niet’, een Ooievaar Pocket uitgegeven in 1995 met de
mooiste Nederlandse bevrijdingspoëzie gekozen door Hans Warren, valt mijn oog
op een fragment van het gedicht ‘De bevrijding van Dalfsen’ geschreven door
Victor E. van Vriesland.
“Dit was wat aan berichten wij vernamen/Door radio of van
bekenden: Bij/Dinxperlo kwam op achtentwintig maart/De strijd voor bevrijding
van ons land/Op Nederlandse bodem. Megchelen,/Gendringen, Voorst en Ulft hadden
al dagen/Tevoren onder vuur gelegen. In de/Laatre berichten doken toen al
spoedig/De namen op van Zutphen en van Lochem,/Westervoort –de geboorteplaats
van Dèr Mouw -,/Hengelo, Enschede, Aalten, Haaksbergen,/Delden, Groenlo. Men
naderde ’t nabije/Ommen. Als een vloedgolf zwol de emotie.”
Een gedeelte uit een langer verhalend gedicht over de laatste oorlogshandelingen in Oost Nederland, 1945. Het hele gedicht roept associaties op met de verhalen in ‘Er Op of er onder’. Een boekwerk dat een jaar na de Tweede Wereldoorlog verscheen met als ondertitel: “Hoe Achterhoek en Lijmers de Duitsche bezetting doorstonden en ervan werden bevrijd.” Een boek dat in mijn herinnering in de jaren vijftig, zestig in elke Achterhoekse boekenkast stond –behalve bij de mensen die fout waren geweest, maar tja daar kwam je niet- en waarvan de foto’s me als kind het meest intrigeerden. Spannende oorlogsverhalen, die tijdens de met sigarenrookwalm bezwangerde verjaardagvisites werden opgedist en waar ik aandachtig met rode oortjes naar luisterde, versterkten het beeld. Beangstigende afbeeldingen van kapotgeschoten gebouwen. Gebombardeerde treinen, verwoeste straten. Als ik het erfstuk nu weer inkijk valt het allemaal nogal mee. We zijn momenteel ruim een halve eeuw verder en de wereld heeft daarna talloze gruwelijker beelden geproduceerd. Een ijzingwekkende gewenning is opgetreden.
Het
gedicht was me nooit eerder opgevallen. Maar op een of andere manier zuigen de
reeks Achterhoekse plaatsnamen me nu het gedicht in. Ik noteer het gedicht in
mijn bescheiden atlas van literaire fragmenten. Een lullige boekhouding met
letterkundige verwijzingen, geordend op plaatsnaam. De oogst deze maand is
groot. Zo scoorde ik ter gelegenheid van de Waeke van het Achterhookse en
Liemerse Book 2003 de nieuwe gedichtenbundel van Sebastiaan Roes. “Afscheid van
Grolle”. Alleen al vanwege de vormgeving een juweeltje in de boekenkast.
Prachtige gedichten, voornamelijk in het Groenlose dialect geschreven en met de
broodnodige ironie geïllustreerd. Tekenend is een detail uit een schilderij van
Hieronymus Bosch dat de afdeling ‘Grolse kwaolen’ begeleidt. Een
schedeloperatie ter genezing van de vallende ziekte. De heelmeester zien we op
het achterplat terug als zelfportret van de poëet. Ook in deze bundel is de
oorlog aanwezig. Onder ander in een cyclus van vijf gedichten, indrukwekkend in
hun eenvoud, wordt het onvermijdelijke verwoord. ‘Van Juichende stemmen.
Kammeraodschap en jongen aovermood’ op weg naar het front tot een naam op ‘t
oorlogsmonument. Aangevuld met een indringende foto van gewonde Amerikaanse
soldaten, wachtend op transport op de stranden van Normandië, en een
meelijwekkende afbeelding van een huilende veertien jarige Duitse soldaat,
krijgsgevangen gemaakt bij diezelfde slag.
Een
ander boek zeer de moeite waard en ook briljant qua grafische vormgeving is
‘Wachten op een brief’. Een historische roman geschreven door Martine Letterie.
Een uitgave van de Stichting voor Kunst en Cultuur Gelderland, verschenen in de
serie Gelderse Cahiers. De jeugdroman speelt zich grotendeels af in het
Doetinchem van 1926. Alwaar de zestienjarige Mathilde uit Antwerpen na een
hopeloze liefdesaffaire door haar ouders samen met haar tante Jeanne naar toe
wordt gestuurd. Om haar op andere gedachten te brengen. In Doetinchem kan ze een
opleiding volgen en haar grote liefde Marcel vergeten. Jeanne heeft romantische
herinneringen aan Doetinchem vanwege haar gedwongen verblijf in de Grote
Oorlog. De Eerste Wereldoorlog toen een miljoen Belgische vluchtelingen naar
ons land gekomen zijn. De ontwikkelingsroman rolt zich af in en rondom het
voormalige tramhotel Zutphen-Emmerik. Toen nog het knooppunt van openbaar
vervoer in de Achterhoek. Ik smul van de beschrijvingen. Waarbij natuurlijk wel
meespeelt dat ik in hetzelfde gebouw jaren gewerkt heb. Ook het lief en leed
gedeeld heb. Nu is het afgebroken en heeft het plaats gemaakt voor het
‘aquarium’ van de Gruitpoort. Ook voor volwassenen die houden van een snufje
nekhaartjesromantiek en af en toe een traan, een aanrader.
Eindelijk
heeft Doetinchem dan nu ook een kloeke verwijzing in mijn atlas. Wat dat
aangaat behaalt Winterswijk vooral dankzij Komrij, maar ook Krosenbrink een hogere
score. Okay de dichter Dèr Mouw woonde in Doetinchem maar schreef pas zijn
indrukwekkende oeuvre van vijfhonderd bladzijden sprankelende poëzie toen hij
het provinciestadje na een conflict ontvluchtte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten