Locus Focus | Hans Mellendijk, Gelders Dagblad 28 juli 2001
Terwijl de vaste jongens café ’t Veertje lallend verbouwen tot een pontje naar de bouwvakvakantie, struikel ik over een been. “Hé cultuurbarbaar, last van strukelbeestjes?” Eénmaal mijn rustplek gevonden, dwaal ik af naar kalmer momenten. Een wandeling in het Arnhemse Sonsbeekpark. Een personeelsuitstapje naar Jan Hoet’s kunstmanifestatie Locus Focus.
“Zonder geluk valt niemand van het dak” vloeide ooit uit Jan Hanlo’s pen en dankzij zo’n soort geluk was bij Syntus de software in ‘de Lint’ nog niet aangepast en hoorde ik “Halle, Westfalen” door de trein schallen. Het schoolreisjesvakantiegevoel kón niet meer kapot. Niks mooiers dan voorpret. Hocus Pocus, Locus Focus, voor ik er erg in had liep ik over de Zwanenbrug, in het prachtige beekdallandschap. Sonsbeek, het stadspark dat Arnhem nog zo’n heerlijke provinciale uitstraling geeft. Fin de siècle óp en tóp.
Echter op het moment suprème staan herinneringen aan vorige Sonsbeektentoonstellingen me in de weg. Daad doodt het verlangen. Pas nu, enkele weken later, dansen me de beelden als een feest voor m’n ogen en wil ik terug. Zoals we bij voetballen een patatgeneratie kennen zo is er in de beeldende kunst een pretparkgeneratie. Deze zomer is ze in Arnhem neergestreken. Wat me in eerste instantie tegenstond slaat om in bewondering. Pretparkuitstraling, een natuurlijker keuze voor de lusthof Sonsbeek – het negentiende eeuwse in scène gezette landschap- is niet mogelijk. Een pluim op Jan’s hoed.
Het wonder bij de doorgang onder de waterval; opeens valt het klaterende geluid stil. Ik kijk door een rechthoekig kader, dwars door de waterstroom heen. Het filtert het uitzicht tot een abstract -impressionistische stomme film. Dan valt het oog van groepshoofd Karin op een ijscokar. Ze wil trakteren. Echter schijn bedriegt. Het blijkt een niet begrepen kunstwerk over gedoogbeleid en troeteljunken. Na vandalisering resteren van de neonletters ‘Ice Cream-Nice Dream’ alleen ‘I am’. Over stijl valt te twisten zei het brood en gooide zich voor de duiven.
Af en toe horen we een plons in een zompige vijver. Bedriegertjes? De boelekearl? Een parel is ons zonnestelsel dat glinsterend zweeft boven een andere vijver. Kompaan Irene wijst me in het idyllisch beukenbos op de donkere kijkers van de bomen. Buiten mededinging, betoveren oogvormige knoesten het woud. Fluusterdingen. Dan hoor ik uit het bladerdak wilde beesten. Burgers’ Bush? Nee, een grapje van een kunstenmaker dat me terug doet verlangen naar een zinderend tuinfeest op Sinderen. Waar uit verstopte luidsprekers overal de zee te horen was.
Karel Appel weet me te verbazen met een uit zwerf- en afvalhout opgetrokken assemblage. Ik kijk beter en voel dat het in brons is gegoten. Bedrieglijk echt. Een blijvertje, hoop ik. Zo ook, de ronde grasheuvel, waar collega Jan eindelijk zijn draai vindt door zich heel Westers, rechtstreeks naar het hoogste punt te banen. Andere vakbroeders geven zich over aan het Oosters meditatieve en schrijden, via de twee tegen elkaar indraaiende paden, spiraalvormig naar de top.
Een laag zilveren lepeltjes in een houtwal verbeeldt een geologische fictie. Angstaanjagend zijn de paardenkarkassen in de bomen. De dames in ons gezelschap krijgen hoge nood als ze verderop de plasboom ruiken.
U kunt natuurlijk ook mooi in de Achterhoek blijven en kijken wat ze in Ruurlo rondom het labyrint hebben uitgespookt. Maar dan kom je de lagere regionen in kunstenland ‘integen’. In Arnhem zit deze zomer de eredivisie. Tja,... ik weet het, smaken verschillen. Aover smaak völt neet te nölen zei de snieder en hie nei'jen zien wief 'n oor an.
U bespaart sowieso een vermoeiende file naar de Efteling. Ik ga in ieder geval in de vakantie de rest bekijken. Opnieuw mijn plaats bepalen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten