De laatste dag van maart. De twaalfde oorlogsdag.
Ik bevind me in het leger der stomverbaasden. M’n hoofd biesterbaant van
ongeloof naar berusting, van verbijstering naar futloosheid, van ongebreidelde
kwaadheid naar ‘wat kan ’t mi-j schaelen?’ Van manhaftig ‘As ‘t neet anders kan
dan mot ’t maor zo, maor dan wel effen raps’ tot een sprakeloos einde tijd
gevoel. Apocalyptische waanbeelden openbaren zich. De veroorzakende
oorlogsriedel van het NOS-journaal op Nederland 2 drenst door m’n kop. Ik maal.
Ik ben sprakeloos. Bestaat er dan toch lentedepressie? Een algehele inzinking
is nabij. Het uit zich in winderig- en andere narigheid. Snel naar de wc. Of
speelt me toch de overgang van winter- naar zomertijd parten?
De gedachte aan de vrolijk huppelende merrie met
haar springerig dollende veulen, die ik een half uur geleden vanuit m’n auto in
een Lintelose weide met z’n beiden vrolijk zag zijn, brengt me weer terug op
aarde. Na de opluchtende toiletgang geniet ik van de namiddaglentezon op het Aaltense
terras en laat me de koffie appelgebak lekker smaken. Eindelijk breng ik de
broodnodige concentratie op voor een zakelijke afspraak zodadelijk. Dan zie ik
hem plotsklaps in snelle pas over de Markt lopen. Lodewijk Johan -zeg maar Lou-
Buttonville. Ik draai m’n rug naar hem toe. Nu even niet. Als ik m’n kopje weer
aan m’n lippen zet voel ik de amicaal bedoelde klap op m’n rechter schouder. De
koffie slatert over m’n broek.“Hé kiek uut wa’j doet! Wi’j maken da’j …” M’n
mond wordt gesnoerd. “Ha die Melkert van der G. Grapje. Ha ha ha!” Een vette
lach buldert in m’n oor. “Melkendiek hoes’t d’r met?” “Johan G. Mellendijk is
de naam” verbeter ik de onverbeterlijke projectontwikkelaar. Voor zijn doen is
hij zeer sjofel gekleed. Spijkerbroek met T-shirt en een pimpelpaars geruit
colbertjasje. Over z’n bollende buik pontificaal in kapitale letters ‘The 9/11
company’. Na een diepe zucht hoor ik zijn relaas aan.
“Business is handel, regeren vooruitzien. Ik heb
hier net op het gemeentehuis een megadeal gesloten. In verband met de
gemeentelijke herindeling gaat het gemeentehuis in de verkoop. In ruil voor wat
euroflappen in miljoenvoud heb ik een commitment bereikt. Gouden handel.
Trouwens ook een optie op de nieuwbouw van het raadhuis in de nieuwe gemeente,
dat overigens De Heurne gaat heten. Zo hopen ze Dinxperlo over de grens van de
twijfel te trekken. Leuk nieuwtje voor in de krant. Toch? Morgen doe ik het
toekomstige Montferland een bod. Woensdag Bronckhorst en vrijdag Terborg. Wat
ik er mee gaat doen? Ach Melkendiek zoals ik al zei, regeren is vooruitzien.
Boem goes Bagdad. Boem Paris. Dat karwei wordt door Bush natuurlijk wel
afgemaakt. De as van het kwaad wordt opgerold. Syrië, Iran en Noord-Korea
zullen snel volgen. Een niet te filmen vluchtelingenstroom zal dat opleveren.
Maar dat is mijn probleem niet. Daar bedenkt onze Lubbers wel een oplossing
voor. Daar is hij tenslotte voor ingehuurd. Nee, ik zet in op het andere
vluchtelingensegment. De regeringsleiders. Zij zullen na de nederlaag van
Saddam Hussein sidderen van angst en eieren voor hun geld kiezen, in een ver
buitenland. Mark my words mijn jongen, dáár liggen voor de Achterhoek de
kansen! Zó voor het oprapen. Ik heb toevallig wél voorkennis uit een geheime
denktank die het plan heeft gevat om na de voltooiing van de gemeentelijke
herindeling de leegstaande gemeentehuizen daarvoor te bestemmen. Die
Noord-Koreaan, kan mooi naar het Wissche gemeentehuis. Want in Hiddinktown
hebben ze de know how, hoe om te gaan met Koreanen. Het past ook mooi in het plaatje
van het Achterhoeks Bureau voor Toerisme. Want het blijft natuurlijk ook voor
zo’n dictator een stukje ‘Op verhaal komen’. Als je snapt wat ik bedoel. Ik ga
dat varkentje even snel wassen, alleen moet die oorlog wel iets langzamer want
de herindeling moet eerst nog wel goedgekeurd.” Verbouwereerd om zo veel
voortvarende wartaal kijk ik hem aan. Dan vervagen de cijfers 9/11 op z’n pens
en zie ik opeens de combinatie 4/1 oplichten.
Badend in het zweet word ik op de bank wakker. De
televisie sneeuwt. Slaapwandelend begeef ik me naar mijn echtelijke sponde.
Onderweg vergewis ik me nog even of de kleine òndog slaapt. Niks aan de hand.
Hij droomt zo te zien van Bibelebonse bergen en Bibelebonse pap. Dan vlei ik me
naast mijn lief en stel me gerust met het idee dat ik met zo’n nachtmerrie over
een uur of wat in ieder geval goed gewapend zal zijn tegen collegiale één
aprilgrappen.
Hans Mellendijk de Gelderlander, 12 april 2003
Geen opmerkingen:
Een reactie posten