Estafette 03 |
MV>BS>HM>JW>LR
Alleen de kauwen | Margót Veldhuizen
Regen brengt mij
terug naar gisteren
toen sloeg donder
in mijn oren
flitste bliksem
over de weg
was niemand
onzichtbaar.
Er was een vrouw,
zij vluchtte weg
er liep een
jongen met rood-witte stok
er waren kauwen
op het gazon.
Het struikelen
was begonnen maar ik wist het niet.
Mijn vingers
haakten in de wortels
mijn mond vol
aarde riep jouw naam
alleen de kauwen
kwamen dichterbij.
Die vogels met
hun strakke grijze koppen
tikten met hun
snavels op mijn hoofd
krasten in mijn
oren, spraken over liefde.
Nu tel ik met
schorre stem mijn zegeningen.
Verwandlung | Bert Scheuter
Gisteren was het nog zomer
ik schreef met gele letters
zonlicht in het poederzand
en kon het even lezen.
Toen waren er de mussen die
mijn letters vluchtig lazen en
de zomer met vederbuikjes
licht fluisterend verwisten.
Ik ben de inhoud kwijtgeraakt.
Vandaag kras ik met een tak
de boomkruinen boven mij
als kalligrafisch haakpatroon
in de spiegels van het pad.
Geen woorden maar beloften
van tekens tot een tekening
die even aan mijn ogen raken
tot ik minnend in die spiegel stap.
Ik verzegel het onwisbaar beeld.
16/18
september 2015
Kassel, Documenta 8, zomer 1987
Gesloten als een oester.
Zelfs het licht kan niet ontsnappen.
Ik aanschouw het kunstwerk.
Pas in de donkere kamer en als dia geprojecteerd,
geeft het beeld zich dan uiteindelijk prijs. De vraagtekens gekeerd.
Dokadocument.
Weerspiegelend in de glazen panelen, oorlog met tinnen soldaten.
Het heel en het al. Binnenstebuiten, buitenstebinnen.
Zonnestelsels geven zich bloot, zoals de foto toen van jou genomen.
In mijn album in stiekem hoekje naar binnen gekeerd.
Niet voor andermansogen gezworen, gluurders geweerd.
Toen mijn muze, door het niet te doen.
Eindeloos gewacht,
nu besmuikt in herinnering gebracht.
Door het los te weken.
De douchedruppels getuigen
als vreemden in de nacht.
Oorsprong van de wereld.
Oersprong | Jack Weijkamp
Wanneer de uitgebeende bomen
als vogelverschrikkers waken
over het zwarte land
de adem tot wasem
krast de ijsvinger het raam
spring
stribbelende benen roepen:
dit is niet het springseizoen
ga bij de kachel zitten
en
zamel krachten
tot het licht de zaden kiemt
kom spring naar de oorsprong
een danser weet niet waar hij landt
spring!
Daar waar de wakende kale bomen
het zwarte land wit zien worden
waagt hij een oersprong
een danser weet niet of hij landt
IJsvogel | Louis Radstaak
hongerig
zit ik op een tak
te kijken
naar de pret op het ijs
waar mannen
glijden met hun muze
of zwieren
met hun moeder maar
'daar
worden ze voor behandeld'
huisvaders
worden waaghalzen
verdwijnen
spoorloos in een wak
om op te
duiken als treurig nieuws
'SCHAATSER
ZIET AUTO ONDER HET IJS'
al zeven
jaar is de Lelijke Eend vermist
het is een
roestige amphibie geworden
marathonschaatsers
gaan diep
over het
bevroren oppervlak
ze houden
elkaar in de gaten
de winnaar
strekt zijn rechterbeen
het eerst
over de finishlijn heen
glijdt
daarna op zijn knieën in extase
hij kan
niet meer stuk, al is hij 'kapot'
hij was
niet zo dom om 'gezien' te worden
door
voortijdig te demarreren
journalisten
snellen toe en stellen vragen
als:
"Wat ging er door je heen?"
het
antwoord is een prozaïsch hijgen
ze noemen
onze soort 'ijsvogel'
vanwege de
metaalachtige glans
naar het
Duitse woord 'Eisen'
soms breken
we onze nek
bij het
duiken naar vis
in water
dat bevroren is
hongerig
zit ik op een tak
te kijken
naar de pret op het ijs
waar mensen
broze botten breken
in naam van
de firma Nooitgedagt
achter mij aan
de horizon in IJlst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten