Dit Dit Dah Dit
Dit Dit Dah ...
Dit Dit Dah ...
Het archief verpakt in een smoezelig wit plastic zak, waarop de rode letters van slager Rosendaal nog net doorschemeren, heeft de vele verhuizingen overleefd. Toch was het Pick-archief even kwijt. Gegeven aan een stagiaire voor een scriptie om uiteindelijk getraceerd te worden op een Arnhems adres. Het ligt al een aantal weken op mijn werkkamer te wachten om er een hoofdstuk uit te destilleren voor een eind dit jaar te verschijnen geschiedenis over de popcultuur in de voormalige gemeenten Lichtenvoorde en Groenlo. Of ik het jeugd-en jongerenwerk voor mijn rekening wilde nemen? Andere vrijwilligers gaan de andere aspecten behandelen. Na enige aarzeling weet de begeleidende werkgroep me enthousiast te maken. Het gaat een mooi boek worden. Maar nu eerst toch eens aan de slag. Bij opening van het pakket hoor ik de tonen van ‘In-A-Gadda-Da-Vida’ een zeventien minuten lang durend nummer van Iron Buterfly met ellenlang drumsolo -we schrijven eind jaren zestig- dat tot vervelends toe in hippiehonk de Pick door de nederwietrokers gedraaid werd. Het strijdt om de hoogst eer met de klanken van Pearls Before Swine, de groep die de lp-hoes van ’One Nation Underground’ versierde met een detail van ‘De tuin der lusten’. Een schilderij van Hiëronymus Jeroen Bosch. Dat voor surrealisme werd versleten. Een kunststroming die het goed deed bij de adolescente jeugd toentertijd. Althans bij mij. Voor een overzichtstentoonstelling van de Nederlandse surrealist Melle fietste ik op en neer naar het Rijksmuseum te Enschede. Enfin, de langspeelplaat had in morsetekens een boodschap verborgen. In het refrein van ‘Oh Dear Miss Morse’. Dit Dit Dah Dit / Dit Dit Dah / Dah Dit Dah Dit / Dah Dit Dah. De padvinder of dienstplichtige militair ontcijferde meteen het geheim en had geen joint nodig om in een lachbui te geraken. F.U.C.K. Dan voor de zoveelste keer ‘Suzanne’. Leonard Cohen door de bocht. Het duurde jaren voordat ik die meisjesmuziek weer aanhoren kon. Als de geluiden uit het verleden wegebben en de archiefstukken op het bureau liggen probeer ik orde te scheppen in de chaos. De vergeelde Eerste Lichtenvoordse Nieuws- en Advertentiebladen worden in de juiste volgorde gelegd. De verslagen op de ene en de correspondentie met de notabelen van kerke- en gemeenteraad op de andere hoop. Relikwieën als de beursberichten met de prijzen van cannabis, een blauwtje waar je de lucht van de vloeistofduplicator nog ruikt met revolutionaire actiepunten, het gestencilde tijdschriftje ’The Trippin’ Society!’, op een stapeltje.
Het gemarmerde cahier is gesloopt en bevat nog enkele knipsels. Een opvallende die ik herken. In mijn onbetrouwbare geheugen opgeslagen als een 1 april grap. Het krantebericht is echter gedateerd op 27 juni 1969. ‘Jongeren-aksiegroep’ Dolfi wil Dolfinarium in de Lichtenvoordse Schans. Jongeren ageren op wat toen ludieke wijze heette tegen toekomstplannen van de gemeente. Ze kondigen aan een invloedrijke positie te bemachtigen in het Motor Auto Club (MAC)-bestuur, waardoor in de toekomst de naar adem snakkende moto-cross niet meer zal worden georganiseerd. “De hierdoor vrijkomende gronden zullen worden aangewend ter ‘kreatie’ van een rekreatieterrein waarvoor de eerste schetsplannen reeds gereed zijn. De Leeuwenkuil zal worden ingericht als dolfinarium. Een gefrustreerde jongere uit Lievelde kan de grap niet waarderen en heeft het over de Pick-groep die niet veel meer doet dan een pilsje drinken en naar wat flikkerende lampen kijken. De aktiegroep reageert met “Ter verduidelijking: de bedoeling met de Pick is voor iedereen een leefruimte te ‘krejeren’ waarin men ‘zigzelf’ moet kunnen zijn. Dit althans binnen de grenzen van het ‘finansjeel’ en moreel toelaatbare.”
Ik glimlach om de loop van de geschiedenis als ik de naam van Jan Manschot tussen de ondertekenaars van Dolfi zie staan. Hoe het met de moto-cross is afgelopen weten we als we jaren later hem achter het drumstel de wereldhit ‘Oerend Hard’ naar gigantische hoogte zien opstuwen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten