Bij het verlies van een vriend keert de dichter terug naar het landschap van vroeger, met hem samen. Zij reconstrueert een wandeling in coronatijd en vindt er dierbare herinneringen.
Roodborstje tikt
jij kwam helemaal uit Harderwijk
plankgas campingbus klapzoen luchtkus
de Kipstraat was mijn koninkrijk virusvrij
afstand angstvallig afgemeten
liepen wij voorbij de Muschenpas al in
zo vertrouwd pink aan pink parlevinken
elk einde omvat een nieuw begin
bosrand honingraat velden vol van koolzaad
vlak voor de oude Aviko de Tolstraat in
dol op diabolo ballen in de lucht
rondom de piste een zucht als uit éen mond
in volle vaart je blies me van de sokken
vuur uit je sloffen ik riep nog niet te vlug
maar k wist bij de Pasop vind ik je terug
vijf beukennoten een taart twee puddingen
vrij naar Toon Tellegen de Roomstraat door
recht op het Blisveld af dronken van vreugde
t Heekenbroek de hoek om vis a vis
de Bronksestraat noemde ik een pad naar jou
waar je me een inzicht gaf wat een cadeau
je deelde uit alsof t niets kostte
Dubbeltjesweg dreigende wolken
die bood je het hoofd wel voor de drommel
landgoed Pimpelmees een bliksemslag
boven de Ulenpas weerkaatst gerommel
Roodborstje tikt dat lied van vroeger
het is toch echt jouw stem die ik nu hoor
al loop je als een kievit kloek volg ik je spoor
Geen opmerkingen:
Een reactie posten