maandag 26 augustus 2019

Cijfers | 19

Dorpskantine Lekkerneij | Spoorstraat | Varsseveld

Zie hier meer cijfers en getallen⇲


Vandaag 19 jaar geleden werd mijn zoon Arend Jan Willem geboren.
Uit mijn bundel Het Daghet tussen de coulissen geef ik vandaag op deze speciale dag de volgende column cadeau. 


Arend Jan Willem

De weeën komen toch nog plotsklaps. Ons zondagskindje meldt zich zaterdags, acht dagen te vroeg. In ons eigen hospitaal blijkt geen plaats. Het kerstverhaal lijkt zich te herhalen. Gelukkig, er is plek in ’t Slotervaartziekenhuis, een eindje verderop. 


Onder bezielende begeleiding van vroedvrouw -je wilt het geloven of niet- Van Baren kan het puffen beginnen. Toch nog onverwachts wordt me door de verloskundige een schaar in de handen geduwd: “Aan de vader de eer om de navelstreng door te knippen.” Onhandig knip ik de taaie levenslijn doormidden. Na het grote ‘ge-ulk’ ligt het kleine geluk in mijn armen. Arend Jan Willem krijst ’t uit van levensvreugde. De kersverse ouders laten van blijdschap de tranen hun vrije loop. 

Het kind is er niet vanzelf gekomen. “Old zaod mo’j dik zeijen”, antwoordde ik gekscherend als vrienden mij vroegen of er al iets op komst was. Een race tegen de klok. Op de valreep van de datum dat de medische wetenschap ons nog kon helpen werd mijn lief op haar eenenveertigste verjaardag zwanger. Wat een cadeau! Een dik maand later kon ik het uiteindelijk in kleine kring op de visite van mijn verjaardag vertellen: “Rini hef’t veurhuus verhuurd. Wi-j kriegt wat jongs.” Grote gebeurtenissen werpen hun schaduwen vooruit. 

Na de vlokkentest was er wat onduidelijkheid over de levensvatbaarheid van dit kind in wording. Zenuwachtig zaten we aan ’t bureau tegenover de vrouwenarts. De benodigde papieren waren weer eens blijven steken tussen de ene en de andere afdeling. Nerveus pleegde de dokter een telefoontje. Ze maakte aantekeningen. Mijn lief keek mee en zag per ongeluk de symbolen XY op ’n kladje verschijnen. Ze wist nu genoeg en dat was eigenlijk niet de bedoeling. Ze lachte geheimzinnig. Zelf had ik nog niks in de gaten. De beide vrouwen keken mij samenzwerend aan.

 ’t Was een poosje doodstil. Ik richtte me betoeterd naar mijn vrouw. ’t Speet me nu dat ik vroeger bij meester Wijbrandts niet beter had opgelet tijdens de biologielessen. “Hans, ’t wordt een zoon!” fluisterde mijn lief me verlossend in ’t oor. De arts maakte haar verhaal af. Het was toch allemaal in orde. ’t Jongetje ontwikkelde zich goed. Ze verontschuldigde zich dat ze zo onhandig het geslacht had verraden. We vergaven het haar. 

Toen we eenmaal wisten dat ‘t ’n ‘kearltjen’ zou worden werd het namen zoeken wel een stuk gemakkelijker. Arend Jan naar mijn - en Willem naar mijn lief haar vader. D’r werd nog uitvoerig ‘gerikraod’ of we dan Aortn of Arend als roepnaam zouden kiezen. De stamboom gaf de oplossing: ’t zou Arend worden. “Trouwens de ‘ondóg’ zal zelf wel bepalen hoe hij ‘eroepen’ wil worden. ‘t Is ook een kwestie van ’n Achterhoeks of Mokums schoolplein. 

De tied zal ’t leren. Ik werd ook naar mijn grootvader vernoemd. “Den dreugen, daor zit gin vrouwvleis an!” Dat had opa Mellendijk bezorgd gefluisterd toen mijn oudste zuster trouwde en ik als zijn enige kleinzoon met niks aan ‘t handje op de bruiloft was komen. “Hoe mot dat nów met ’t stamholderschap, kump dat ooit wel goed?” ’t Had me toen niet echt geboeid. Nu ik bij het gilde van het nachtouderschap hoor, kan ik niet ontkennen dat ‘t mooiste is wat een mens kan overkomen. 

Op de maandagmorgen loop ik ‘liepend’ van geluk, bevrijd van zorgen, maar wel met nieuwe in de maak, over Plein ‘40-‘45 naar ‘t Tuinstadhuis. Terwijl ik ’t Achterhoekse Amsterdammertje ‘aangeef’, ik zweer met de hand op mijn hart dat het bij dit verraad blijft, hoor ik in de verte heipalen op en neer gaan. Er wordt hier aan de toekomst gebouwd. 

| 16 september 2000

Geen opmerkingen:

Een reactie posten