zaterdag 26 april 2014

Door Achterhoekse Ogen | Draai


Draai | Hans Mellendijk, de Gelderlander, 8 mei 2004 

Genietend van ‘t niet voorspelde oranjezonnetje, maar niet van de in mijn hand geduwde borrel. Ik ‘sloek’ meer vanwege de traditie dan omdat ik het zo lekker vind, het bittere oranje bocht door m’n keelgat. Het als ‘pleebekgebeuren’ aangekondigde kinderfestijn kan me ook al niet bekoren. Geen feest van herkenning, en het geluid verwaait en is slecht te horen. De door een bloemist versierde podiumwagen veroorzaakt bij mij vanwege anachronisme een glimlach. 

De avond ervoor had me de Varsseveldse Koninginnenacht ook al niet echt geboeid. Menig ‘aevenolder’ van mij keek elkaar vertwijfeld aan. In welke kakofonie waren we nu dan toch weer terechtgekomen? Op het tot dan toe gezellige en rustig keuvelende Kerkplein brak een pandemonium los van vette Vlaamse rock uit het ene café dat zich maar niet liet mengen met Jordaanese draaiorgel gezelligheid en andere Hazes ongein uit het andere dranklokaal. Ik besloot de avond, de avond te laten en verliet het strijdtoneel.
Zou dan dit het moment zijn dat ’t stamcafé, je stamcafé niet meer is? Dat heimelijk een ander jonger publiek de boel heeft over genomen? Ongemerkt een andere sfeer is ontstaan, de jaren tellen gaan?

Ik besluit het genieten te verplaatsen naar m’n achtertuin. Eenmaal lui gezeten gaan m’n gedachten naar het Silvoldse Pakhuus. Twee weken geleden was het gevoel daar, anders. Onder de funkende symfonische klanken van Epic Forest kocht ik daar de derde uitgave van het Poparchief Achterhoek Liemers. ‘Popmuziek in Dinxperlo, Gendringen en Wisch’. Nadat de werkgroep van het Staring Instituut het licht had laten schijnen over Doetinchem waren nu deze gemeenten aan de beurt met een greep uit vijftig jaar pophistorie. Het is weer een buitengewoon mooi boek geworden. Met prachtige verhalen en ontroerende foto’s. Om puur nostalgisch zwelgen haal ik het boek van de plank en blader het nog eens door. Af en toe wat op pikkend. Over hoe in Ulft kapelaan Steerneman aan de wieg heeft gestaan van jongerensociëteit ’t Hemeltje. Het brengt bij mij herinneringen naar boven aan mij roomse leerjaren (twee jaar katholieke middelbare technische school). Aan een andere kapelaan die bij het vak levensbeschouwing en maatschappijleer de lp Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band nummer na nummer analyseerde en er niet voor terugdeinsde het werk van Frank Zappa uitvoerig te bespreken. Het sterkte mij toen in mijn muzikale smaak, die bij mijn medeleerlingen beduidend anders lag.

Fraaie schets van de Dinxperlose jeugdcultuur in de zestiger jaren door de ex-zakelijk leider van Introdans. Het ontbreken van een popscene in de late jaren vijftig was er weer debet aan dat Hans Keuper zijn muzikale opvoeding bij Psalm 150 genoot. In een uitgebreid interview komen de onbekende jaren van Keuper tot leven. De tijd voordat hij doorbrak als troubadour en als zanger, tekstschrijver en trekzakpiloot bij Boh Foi Toch.
Interessant is het om te lezen hoe in de jaren zeventig rondom de groep Palace Flophouse allerlei andere activiteiten ontstonden. Een bedrijvigheid van heb ik jou daar. Onder andere de organisatie van muziekworkshops. Het deed de toenmalige directeur van de Doetinchemse muziekschool verzuchten: ”Dat zij liever zelf de cursussen wilden organiseren, maar dat zij nog niet zover waren.” Over ivoren torens gesproken, het ligt nu ver achter ons. Toch? Ook geweldig dat de redactie de periode voordat popmuziek, popmuziek was heeft aangepakt. Het leidt tot een indrukwekkend verhaal over de loopbaan van de drieënnegentig jarige Gradus Brugman. Onder andere in 1947 oprichter van de huidige Spitfires. Maar ook het Strijkjen Hofs komt uitvoerig aan de orde. Het geeft een fraai beeld van de amusementsmuziekpraktijk in de Achterhoek.

Ik krijg weer kippenvel op m’n rug als ik lees over het legendarische concert van Van Morrison in 1967, met Cuby’s Blizzards als begeleidingsband in sporthal de Paasberg in Terborg. Nee, een echte uithoek kon je de Achterhoek toen al niet meer noemen.
Dan word ik uit mijn heimwee wakker geschud door neerdalende geluidsgolven.
Het komt uit de richting van ‘t dorpscentrum. In de tuin klinkt het nogal monotoon. Ja, ik herken de kaboenkkaboenkklanken. Het vervelende is dat de herrie even snel weer wegzakt om dan onverwachts weer met een draai op te duiken uit een geheel andere hoek.

Ik vlucht verbitterd het huis in. Neen. In tegenstelling tot de muziek kan ik op deze Koninginnedag m’n draai niet vinden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten