zaterdag 14 december 2013

Met Achterhoekse Ogen | Neefje van vier


Neefje van vier

‘Dat kan mijn neefje van vier ook!’ Het is de meest gebruikte dooddoener als reactie op een product van beeldende aard sinds Karel Appel gekscherend opperde dat hij maar wat aan rotzooide bij het creëren van zijn werk. Kritiek van een volwassene die het kind-zijn is verloren. Er zijn kunstenaars die het als een compliment zien. Niet omdat zij kinderlijk werken maar omdat zij opgetogen zijn dat het kunstwerk er zo uitziet. Dat het dat oproept; alsof een kind van vier het had kunnen voortbrengen. Dat het werk dezelfde vanzelfsprekendheid uitstraalt; alsof het zonder moeite onder zijn scheppende handen vandaan kwam…

Tijdens mijn krokusvakantie kom ik hier op, omdat ik nog steeds erg onder de indruk ben van wat zes beeldende kunstenaars samen met zo’n honderdvijftig  Gelderse basisschoolleerlingen hebben geresteerd op de tentoonstelling “Kind en kunst III” in het Museum Henriette Polak in Zutphen.

De kunstenaar Erik Buijs nam de confrontatie met de kinderen wel heel letterlijk. De maker van figuratieve beelden werkt met klei. Als een grootmeester in schaak ging hij een simultaanspel met de kinderen aan. Samen trokken ze op. Aan een lange tafel met twintig kinderen aan de ene kant reageerde hij aan de tegenoverliggende zijde telkens op wat de kinderen zoal uit een brok klei vormgaven. Een geboetseerde oude man, met wandelstok, kreeg van hem een auto. Een danseres, een partner met uitnodigende armgebaren, een pinguïn een iglo, een ruw voetbalveld een strak vormgegeven tribune.
Maar misschien wel de mooiste reactie aan het eind van de lange tafel. Voor een traag maar gestaag werkende leerling die uiteindelijk toch een lompe olifantachtige fabriceerde, heeft hij een piepkleine toegift bedacht. Maar ‘k zou zeggen: ga zelf maar kijken. De clou verklap ik niet.

Zonder de overige kunstenaars te kort te doen -maar vanwege de kortheid van dit stukje moet ik me beperken - ben ik het meest onder de indruk van wat de kinderen samen met sieraadkunstenares Petra Hartman produceerden. Ze besloten samen griezels en monsters te maken. En waarschijnlijk moet je kunstenaar zijn om daarvoor afgetroetelde knuffels te gebruiken. De kinderen gingen de onwaarschijnlijke combinatie aarzelend aan. Maar gezien het resultaat overwonnen ze de gêne om knuffeldieren te vervormen tot Blurrimonsters, Killerberen, Bloedduivels en hondsdolle Teddies. Bij het aanschouwen kwam een jeugdherinnering bij mij naar boven. Toen ik mijn eerste beertje aan een nader onderzoek onderwierp en hem met een schaar opensneed en later probeerde dicht te naaien. Want had dat de ziekenhuisdokter ook niet bij mijn moeder gedaan? En hoe zat dat ook alweer met die grote boze wolf? De kunstenares vervolmaakte het spel door fotoportretten van de kinderen te maken. Waarop ze –met blijkbaar veel plezier- op hun allerengst moeten kijken. Me deze ingrediënten maakten ze uiteindelijk een groot vleermuisachtig sieraad dat opgehangen werd in de ruimte rechts, direct bij de ingang. Het groepsportret is uiteindelijk de ‘Nachtwacht’ van de tentoonstelling geworden.

Een lovenswaardig initiatief van een aantal Gelderse culturele instellingen. Opeens weet je weer waar de provincie ook voor staat. Voor Cultuur. En waarom je de weg naar de stembus bij de provinciale verkiezingen wel wist te vinden. Al was het in mijn geval bij volmacht vanwege de vakantie. Helaas velen namen deze moeite niet.

Controleer of u het kind-zijn niet bent verloren. Neem de moeite en bezoek de tentoonstelling. Het kan deze maand nog, tot vijf april.

Hans Mellendijk | Gelders Dagblad | 6 maart 1999

Geen opmerkingen:

Een reactie posten