Neefje van vier
‘Dat kan mijn
neefje van vier ook!’ Het is de meest gebruikte dooddoener als reactie op een
product van beeldende aard sinds Karel Appel gekscherend opperde dat hij maar
wat aan rotzooide bij het creëren van zijn werk. Kritiek van een volwassene die
het kind-zijn is verloren. Er zijn kunstenaars die het als een compliment zien.
Niet omdat zij kinderlijk werken maar omdat zij opgetogen zijn dat het
kunstwerk er zo uitziet. Dat het dat oproept; alsof een kind van vier het had
kunnen voortbrengen. Dat het werk dezelfde vanzelfsprekendheid uitstraalt;
alsof het zonder moeite onder zijn scheppende handen vandaan kwam…
Tijdens mijn krokusvakantie kom ik hier op, omdat ik nog steeds erg onder de indruk ben van wat zes beeldende kunstenaars samen met zo’n honderdvijftig Gelderse basisschoolleerlingen hebben geresteerd op de tentoonstelling “Kind en kunst III” in het Museum Henriette Polak in Zutphen.
De kunstenaar Erik
Buijs nam de confrontatie met de kinderen wel heel letterlijk. De maker van
figuratieve beelden werkt met klei. Als een grootmeester in schaak ging hij een
simultaanspel met de kinderen aan. Samen trokken ze op. Aan een lange tafel met
twintig kinderen aan de ene kant reageerde hij aan de tegenoverliggende zijde
telkens op wat de kinderen zoal uit een brok klei vormgaven. Een geboetseerde
oude man, met wandelstok, kreeg van hem een auto. Een danseres, een partner met
uitnodigende armgebaren, een pinguïn een iglo, een ruw voetbalveld een strak
vormgegeven tribune.
Maar misschien wel
de mooiste reactie aan het eind van de lange tafel. Voor een traag maar gestaag
werkende leerling die uiteindelijk toch een lompe olifantachtige fabriceerde,
heeft hij een piepkleine toegift bedacht. Maar ‘k zou zeggen: ga zelf maar
kijken. De clou verklap ik niet.
Zonder de overige
kunstenaars te kort te doen -maar vanwege de kortheid van dit stukje moet ik me
beperken - ben ik het meest onder de indruk van wat de kinderen samen met
sieraadkunstenares Petra Hartman produceerden. Ze besloten samen griezels en monsters
te maken. En waarschijnlijk moet je kunstenaar zijn om daarvoor afgetroetelde
knuffels te gebruiken. De kinderen gingen de onwaarschijnlijke combinatie
aarzelend aan. Maar gezien het resultaat overwonnen ze de gêne om knuffeldieren
te vervormen tot Blurrimonsters, Killerberen, Bloedduivels en hondsdolle
Teddies. Bij het aanschouwen kwam een jeugdherinnering bij mij naar boven. Toen
ik mijn eerste beertje aan een nader onderzoek onderwierp en hem met een schaar
opensneed en later probeerde dicht te naaien. Want had dat de ziekenhuisdokter
ook niet bij mijn moeder gedaan? En hoe zat dat ook alweer met die grote boze
wolf? De kunstenares vervolmaakte het spel door fotoportretten van de kinderen
te maken. Waarop ze –met blijkbaar veel plezier- op hun allerengst moeten
kijken. Me deze ingrediënten maakten ze uiteindelijk een groot vleermuisachtig
sieraad dat opgehangen werd in de ruimte rechts, direct bij de ingang. Het
groepsportret is uiteindelijk de ‘Nachtwacht’ van de tentoonstelling geworden.
Een lovenswaardig
initiatief van een aantal Gelderse culturele instellingen. Opeens weet je weer
waar de provincie ook voor staat. Voor Cultuur. En waarom je de weg naar de
stembus bij de provinciale verkiezingen wel wist te vinden. Al was het in mijn
geval bij volmacht vanwege de vakantie. Helaas velen namen deze moeite niet.
Controleer of u het
kind-zijn niet bent verloren. Neem de moeite en bezoek de tentoonstelling. Het kan deze maand
nog, tot vijf april.
Hans Mellendijk | Gelders Dagblad | 6 maart 1999
Geen opmerkingen:
Een reactie posten