W.V.T.T.K.
Het was er
rumoeriger dan andere jaren, toen Bertus de zaal van De Eg binnentrad. De sfeer oogde gezellig. Iedereen zat al aan de
nieuwjaarsborrel. Maar schijn bedriegt. Bertus blies al jaren zijn partijtje
mee in fanfare De Eendracht en en voelde
juist daarom de onderhuidse spanning onder de leden. Ook hij had er behoorlijk
de pee in. Dat dwangbevel met voorbedrukte acceptgirokaart die de nieuwe
penningmeester eind december zonder overleg naar alle donateurs had uit doen
gaan, dat kon toch echt niet! Een verhoging van de donatie met wel honderd
procent! Tijdens de oliebollenactie ten behoeve van het instrumentenfonds was
een golf van protest over de muzikanten heen gekomen. En zij maar telkens
uitleggen over teruglopende subsidies en stijgende kosten. Met gemengde
gevoelens nam hij plaats aan één van de tafeltjes. Had dat niet fatsoenlijker
gekund? Ja, de penningmeester was voortvarend te werk gegaan. Allerlei
activiteiten waren er het afgelopen jaar ontplooid om de kas te spekken. Men
keek met ontzag naar de jonge hond. Hij kende de weg in het woud van financiële
anwas als geen ander. Benieuwd hoe het bestuur zich hier uit zou redden. Hij
voelde zich in ieder geval belazerd. De voorzitter opende de jaarvergadering
met de beste wensen en gaf snel het woord aan de penningmeester. Deze nipte van
zijn whisky. Met een: ’Zo, dat smek better as een zak met spiekers’ probeerde
hij de stemming te ontdooien. Hij verontschuldigde zich in allerlei
ingewikkelde bewoordingen voor de vergissing. Had het over tegenvallende
beleggingen en miscommunicatie met de achterban, maar dat hij uiteindelijk toch
gezwicht was voor de kritiek. Maar tja d’r moest wel wat gebeuren. Anders was
de bodem van de kas in zicht. De brief werd terug genomen. De donatie zou de
komende jaren hetzelfde blijven. Het was gewoon een kwestie van tijd en dan
zouden over twee jaar, als de Euro’s definitief gaan rollen, de donaties
vanzelf met ruim honderd procent stijgen. In de zaal weerklonk instemmend
geroezemoes: ‘Wat een voortschrijdend inzicht’.
Plotseling rook
Bertus een zoete wraak op het onrecht hem aangedaan. Hij schraapte zijn stem en
nam een slok water. ‘Als de vergadering hiermee akkoord gaat dan stel ik voor
om ook een andere regeling bij te stellen. Die van de feestpot, die is ja al
sinds mensenheugenis, vijf gulden de man, per keer. Terwijl ik toch meen dat
wi-j op zo’n brulfte toch snel wel het driedubbele de man verteren. Mi-j duch
daor mot ok verandering inkommen. Anders kan de vergadering met eur euro’s veur
mi-j pat de pot op. Ik stel voor om dat dan maar, met driehonderd procent te
verhogen. Hoo smek ow den dan!’ Bertus’s woorden vielen instemmend op het
tapijt. Het gekakel ging over in een juichend applaus. Een hamerslag volgde,
de vergadering ging over tot de orde van de dag.
Bij Wat Verder Ter Tafel Komt aangekomen
stond Bertus op. Hij nam nog eenmaal het woord. Hij loofde het bestuur voor de
wijze beslissingen. Hij greep naar de binnenzak van zijn colbert en toverde een
tig of zes enveloppen tevoorschijn en deelde ze één voor één uit aan de
aanwezigen. Bij deze wil ik van de gelegenheid gebruik maken en jullie allemaal
uitnodigen voor het zilveren bruiloftsfeest van Mien en mi-j begin februari. De
postzegels waren op, daarom bij deze!
Hans Mellendijk, Gelders Dagblad, 9 januari 1999.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten