zaterdag 24 augustus 2013

Met Achterhoekse Ogen | Pestvoer


Pestvoer


Zoals in de zomer van 1996 de penetratie van de partytent in de Achterhoekse tuinen haar hoogtepunt bereikte, zo is afgelopen zomer de geplastificeerde hooibaal, in onze streek, door­gedrongen. Plotsklaps in bijna elk weiland lagen ze er; de reusachtige gesealde samengeperste grasrollen. Meestal in oogverblindend wit plastic. Soms in een chloor-gifgroene of gestreepte zwart-witte variant. Even dacht ik te doen te hebben met de wraak van marsmannetjes, als reactie op de aardse invasie van hun planeet.

De uitvinder van de stank-ellips hielp me uit de droom. De bevriende hobbyboer gooide de meetkundige figuur ooit in de strijd,  als alternatief voor de stankcirkel, toen hij geen vergunning kreeg voor een kampeerinrichting omdat deze zich binnen een cirkel van 50 meter van het poggenhok bevond. Hij schetste toen in zijn boerenslimheid, op de achterkant van een sigarendoos, een kleine ombuigingsingreep. Een stank-ellips en wist de zaak vanuit het varkenskot zo te draaien dat de mini-camping buiten de reukzone viel. Maar dit terzijde, laat ik niet afdwalen.

Deze  vrijetijdsagrariër dus,  wist me te vertellen dat het hier ging om een zeer geavanceerde computergestuurde techniek om het gras voor de winter te bewaren. Zoals de kateker zijn beukennootjes verzamelt voor barre tijden, zo conserveert de boer jaar in, jaar uit zijn veevoedergewassen, door het in te kuilen. Het gras wordt door het eigen gewicht min of meer samengeperst en daardoor geconserveerd. Vroeger, in mijn jeugd, ging dat regelmatig  mis. Op de lagere school groeide een tweedeling, tussen de darpsen en de boeren. Het klompenvolk droeg namelijk soms een stankcirkel met zich mee, ontstaan door een verkeerde chemische reactie bij het bewaren van het kuilvoer. De stank van het klassieke persvoer walmde indringend het klaslokaal binnen. Menig boerenkind werd op het schoolplein als paria beschouwd en gemeden als de pest, vandaar dat ik ook jaren gemeend heb dat het hier ging om pestvoer.

Als ik het betoog van mijn vriend goed begrijp gaat deze nieuwe perstechniek langzaam maar zeker de met autobanden bedekte landbouwplastic grafheuvels vervangen. Zo zullen ook de zwarte door blauwe jerrycans omzoomde landschapselementen verdwijnen. Het leken wel platbodemschuiten met stootwillen langs boord. Althans voor  het inkuilen van het gras. Andere gewassen, zoals maïs, zullen nog zweren bij het oude procédé. ‘s Winters,  als het voer wordt aangesproken, blijven we dus niet verstookt van een op een vers aangesneden natte cake gelijkende persvoerkuil. De nieuwe techniek  is minder  arbeidsintensief en voorkomt schimmelvorming. De bedenkers voorzagen echter niet de visuele schimmel in het landschap. 

En in de nazomer blijft het wennen aan de op het boerenerf opgepakte witte sneeuwhopen. Al moet ik toegeven dat ik onlangs ‘s morgensvroeg, op een heiig moment, werd ­verrast door de schoonheid van een achteloze stapeling plastic balen. Bijna beeldende kunst. Inspirerender dan menig kunstwerk dat ik op de laatste Documenta mocht aanschouwen.

Mijn landelijke ochtendblad wijdde een zwart-wit foto aan deze inkuilinnovatie.
Onze,  in voornamelijk landelijk gebied verschijnende,  regionale avondkrant plaatste in nostalgische kleuren een foto van een verdwijnend beeld, de ouderwetse hooibalenoogst.
Deze hooibewaarmanier is openluchtmuseumfähig geworden, rijp voor Erve Kots.

Hans Mellendijk | Gelders Dagblad [voorheen Graafschapbode] 13 september 1997




Geen opmerkingen:

Een reactie posten