Pestvoer
Zoals in de zomer van 1996
de penetratie van de partytent in de Achterhoekse tuinen haar hoogtepunt bereikte, zo is
afgelopen zomer de geplastificeerde hooibaal, in onze streek, doorgedrongen.
Plotsklaps in bijna elk weiland lagen ze er; de reusachtige gesealde
samengeperste grasrollen. Meestal in oogverblindend wit plastic. Soms in een
chloor-gifgroene of gestreepte zwart-witte variant. Even dacht ik te doen te
hebben met de wraak van marsmannetjes, als reactie op de aardse invasie van hun
planeet.
De uitvinder van de
stank-ellips hielp me uit de droom. De bevriende hobbyboer gooide de
meetkundige figuur ooit in de strijd,
als alternatief voor de stankcirkel, toen hij geen vergunning kreeg voor
een kampeerinrichting omdat deze zich binnen een cirkel van 50 meter van het poggenhok bevond. Hij schetste toen in
zijn boerenslimheid, op de achterkant van een sigarendoos, een kleine
ombuigingsingreep. Een stank-ellips en wist de zaak vanuit het varkenskot zo te
draaien dat de mini-camping buiten de reukzone viel. Maar dit terzijde, laat ik niet afdwalen.
Deze vrijetijdsagrariër dus, wist me te vertellen dat het hier ging
om een zeer geavanceerde computergestuurde techniek om het gras voor de winter
te bewaren. Zoals de kateker zijn
beukennootjes verzamelt voor barre tijden, zo conserveert de boer jaar in, jaar
uit zijn veevoedergewassen, door het in te kuilen. Het gras wordt door het
eigen gewicht min of meer samengeperst en daardoor geconserveerd. Vroeger, in
mijn jeugd, ging dat regelmatig
mis. Op de lagere school groeide een tweedeling, tussen de darpsen en de boeren. Het klompenvolk
droeg namelijk soms een stankcirkel met zich mee, ontstaan door een verkeerde
chemische reactie bij het bewaren van het kuilvoer. De stank van het klassieke
persvoer walmde indringend het klaslokaal binnen. Menig boerenkind werd op het
schoolplein als paria beschouwd en gemeden als de pest, vandaar dat ik ook
jaren gemeend heb dat het hier ging om
pestvoer.
Als ik het betoog van mijn
vriend goed begrijp gaat deze nieuwe perstechniek langzaam maar zeker de met autobanden bedekte landbouwplastic
grafheuvels vervangen. Zo zullen ook de zwarte door blauwe jerrycans omzoomde
landschapselementen verdwijnen. Het leken wel platbodemschuiten met stootwillen
langs boord. Althans voor het
inkuilen van het gras. Andere gewassen, zoals maïs, zullen nog zweren bij het
oude procédé. ‘s Winters, als het
voer wordt aangesproken, blijven we dus niet verstookt van een op een vers
aangesneden natte cake gelijkende persvoerkuil. De nieuwe techniek is minder arbeidsintensief en voorkomt schimmelvorming. De bedenkers
voorzagen echter niet de visuele schimmel in het landschap.
En in de nazomer blijft het
wennen aan de op het boerenerf opgepakte witte sneeuwhopen. Al moet ik toegeven
dat ik onlangs ‘s morgensvroeg, op een heiig moment, werd verrast door de
schoonheid van een achteloze stapeling plastic balen. Bijna beeldende kunst.
Inspirerender dan menig kunstwerk dat ik op de laatste Documenta mocht
aanschouwen.
Mijn landelijke ochtendblad
wijdde een zwart-wit foto aan deze inkuilinnovatie.
Onze, in voornamelijk landelijk gebied
verschijnende, regionale
avondkrant plaatste in nostalgische kleuren een foto van een verdwijnend beeld,
de ouderwetse hooibalenoogst.
Deze hooibewaarmanier is
openluchtmuseumfähig geworden, rijp voor Erve Kots.
Hans Mellendijk | Gelders Dagblad [voorheen Graafschapbode] 13 september 1997
Geen opmerkingen:
Een reactie posten