zaterdag 20 juli 2013

Uit de oude doos | Pleinvrees


Amsterdam | Museumplein | 19 juli 2013


Pleinvrees

Ik liep met mijn lief over het vernieuwde Museumplein. Het plein dat maar geen plein wil zijn. De meeste gebouwen zijn er met de rug naar toegekeerd. En dan had je er ook nog de kortste autobaan van Europa die eroverheen liep. Het plein is nu door een landschaparchitect veranderd in één groot groen gebied. Tijdens de Amsterdamse Uitmarkt zijn over het plein kris, kras feesttenten geplaatst. Herinneringen aan de Varsseveldse volksfeestweide, een week daarvoor, kwamen naar boven. Het werd nog versterkt toen we lallend werden aangesproken door een stel Poggendammer Buben. Vaste jongens van café de Singel, die lurkend aan een Heineken, in de zon stonden te genieten van het culturele aanbod. Ik zag dat het goed was. De kritiek van de hoofdstedelijke cultuurpauzen blijkt onwaarachtig. Het plein is een ode aan de Oudhollandse meesters; indrukwekkende blauwe luchten boven een polderlandschap. Naarstig zoeken mijn ogen naar De stier van Potter. Een prachtige ruimte, waar de landelijke Oranje verenigingen maximaal hun feest kunnen vieren als Prins Willem-Alexander op de bruiloft van prins Filip van België zijn verloving bekend maakt. Een plein dat nog alle kanten op kan. De kunstbobo’s hebben last van weidevrees. Zoals in Doetinchem dat sommigen hebben met de mooie stenen leegte van het gerenoveerde Simonsplein.

Hopelijk valt in de toekomst het Doetinchemse Erdbrinkplein ook een herinrichting ten deel. Ik kom er zo’n vier keer per week mijn auto parkeren. De God van de planologen had bij het bouwen van dit plein een dag vrij. Elke keer voel ik mij er unheimisch. Pleinvrees. Of het nou aan de puntdraad-omheining, het verkeerd geplaatst straatmeubilair of de onduidelijke looprichtingen ligt, elke keer ben ik weer blij dat ik aan de goede kant van de Van Nispenstraat terecht kom en niet ben overreden door vervaarlijk aanscheurende bussen. Na een novemberstorm wil een ballet van kapot gewaaide paraplu’s het stedenbouwkundig misverstand nog wel eens het nodige troost geven en in de spitsuren fleuren kleurrijke busreizigers het plein soms op.

Gelukkig loopt af en toe een collega met mij mee. Zoals laatst. Ik zoek met haar naar mijn auto. Mijn korte termijn geheugen weet gelukkig snel de plek te vinden. Ik neem afscheid en wil instappen. Dan hoor ik haar over het plein schallen. “Hans kijk eens!” Ze wijst me op een Chevrolet model Monte Carlo die drie meter verder dan mijn Kadett pronkend mooi staat te wezen. De zijkanten zijn beschilderd met rood en gele uitslaande vlammen. De bruine bak blijkt van binnen nog meer pracht en praal te verbergen. We bekijken ongegeneerd het interieur. Het dashboard oogt naar boomschors, het stuurwiel bestaat uit verblindende kettingschakels, de versnellingspook heeft een goudkleurige piratenpistool als handvat. Eén en al kermiskitsch. De O en Aa’s bereiken ook een ander kant van het plein. We zien een indrukwekkend in het pak zittend, wat grijzende oude man met een aristocratisch uiterlijk op ons afstevenen, gevolgd door twee hulpverloofdes. Ook zij bewonderen de All American Car. We giechelen hun wat besmuikt toe. Dan wendt de man zich tot ons en spreekt zijn vermoeden uit dat de eigenaar een jonge man moet zijn. “Ja, … want hij heeft de toekomst nog voor zich.” Even begrijpen we hem niet en kijken hem vragend aan. Dan wijst hij ons op de vergulde doodskop die aan de achteruitkijkspiegel bungelt. Glimlachend weet ik niks anders uit te brengen dan: “Tis maar hoe je het bekijkt.” Ik neem nogmaals afscheid en verlaat huiverend het sinistere plein. 


HANS MELLENDIJK | Gelders Dagblad, 18 september 1999

Geen opmerkingen:

Een reactie posten