20-04-2012 | Einde koude oorlog tussen Doetinchem en Oude IJsselstreek aangekondigd :-).
Over een half jaar hoopt men een conclussie te kunnen presenteren aan de beide gemeenteraden. Over twee jaar zijn er weer gemeenteraadsverkiezingen. De geschiedenis herhaalt zich in een iets andere variant. 't Zal me benieuwen of andere gemeenten of delen van gemeenten de kans grijpen of krijgen in het proces in te breken (1 gemeente Achterhoek, of een gemeente Oude IJsselstreek van Dinxperlo tot Doesburg).
In afwachting daarvan een column uit de oude doos. Langer geleden dan ik dacht, uit het Gelders Dagblad van 10 maart 2001:
Wisselgeld
Aan de uiterste oostgrens van het door burgemeester Horselenberg wensgedroomde Groot-Doetinchem zit ik ‘gemuudelek’ met m’n lief aan een overvolle dis. Bij Van Hal te Voorst peuzel ik langzaam maar gewis met m’n vette vingers het gebraden haantje naar binnen. Buiten is het koud en sneeuwerig. In de ‘paapse’ negorijen van Groot-Doetinchem wordt ‘dufteg’ carnaval gevierd. In Ieseldonk, Zillewald en Bultendorp trotseren de winterharde carnavalisten het gure weer. Bij ons aan tafel één en al warmte en rust die bij het afsluitende kopje koffie bruut wordt verstoord.
Een als ‘tute in braodtoete’ verkleed personage komt ietwat wankelend bij ons aanschuiven. “Hé Melkendiek, jij ook hier”. Ik herken uit duizenden de schorre stem van de ex-Terborgenaar. Lodewijk Johan Buttonville, zeg maar Lou. Prakkiserend en praktiserend projectontwikkelaar. “Wat maakt die krant van jullie tegenwoordig toch een lawaai” Ik kijk hem stuurs aan, terwijl hij z’n doorzichtig plastic regencape uittrekt en over mijn stoel hangt. Met z’n kippenkopmombakkes nog op, vervolgt hij z’n relaas. “Ja, het knispert en kraakt als je hem openvouwt en omslaat. Mijn vrouwtje is er kats gek van geworden.” “Oh, je bedoelt het nieuwe papier. Dat is oud nieuws!” M’n zus had met de kerst ook al geklaagd. “Oud papier, rijp voor de vis.” Even dacht ik dat Lou doelde op de nieuwe opmaak. De nogal schreeuwende schreefloze koppen. “Tja, daarvoor moet je niet bij mij zijn, maar bij de afdeling papierinkoop.” Ik wil de rug naar hem toekeren als hij me een pilsje toeschuift.
“Ik was net in Silvolde. Mooie optocht. Ik sprak er met iemand van Silvolds Belang. Ze waren daar wel even geschrokken, in dat godverlaten dorp, toen ze van de Doetinchemse uitbreidingsplannen hoorden. Waren ze net gewend aan het etiket kunstenaarsdorp, opgeplakt door een overijverige Wissche gemeenteambtenaar, hoorden ze opeens van Burgemeester Horselenberg dat ze in een verstedelijkt gebied wonen. Kiezen tussen twee culturen. Nee, dan hebben ze in Varsseveld iets kordater gereageerd. Een structuurschets, van heb ik jou daar, voor de komende vijftien jaar. Met een heuse parkeergarage om het centrum het stedelijke elan terug te geven. Heb jij de kaart van Groot-Doetinchem goed bestudeerd?” Ik kijk hem onnozel aan. “Wat valt je daar dan op? Wat ligt daar midden in het centrum? Juist ja! Terborg! Ja, ik weet het, de Doetinchemse burgermoeder -trouwens een pittig vrouwtje die Margreet, een echte Zaankanter, die weet van wanten- heeft hoog ingezet. De kaarten zijn geschud. Maar ‘wisjedat’ ze leuk wisselgeld in haar portefeuille heeft?” Het is al lang beklonken. “Wisjedat, wisselgeld?“
De ‘essen’ komen lispelend uit zijn mond, en klinken meer als ‘sch’. Lacherig kijk ik hem aan. “Ja, jij ook proost!” “Ja, Wisschelgeld. Grapje. Ha, ha, ha, …” buldert het schallend door het haantjesrestaurant. “Maar nu even serieus. Weet jij hoe die nieuwe gemeente gaat heten?” Ik schud nee knikkend m’n hoofd. “Wisch! Heb ik gisteren uit zeer welingelichte, bekwááme kringen bij De Roode Leeuw gehoord. Geheel in de geest van de heren Wisch. Roofridders zoals je weet. Dat is nog niet alles. De jonkheer is bereid om zijn kasteel te verkopen, mits het gemeentehuis gaat worden. Eindelijk gerechtigheid, per slot van rekening heeft Terborg langer stadsrechten dan Doetinchem. Even onder ons, dát ga ik éven voor hem regelen. Ik heb zo mijn contacten. Nu eerst even mijn aardappelen afgieten.”
Lou waggelt zonder nog wat te zeggen richting toilet. Ik roep de ober en reken af. Rijdend op de Wissinklaan langs Wissche dreven reer ik vertwijfeld naar m’n lief. “Het zal toch niet waor waen?”
Hans Mellendijk, 2001
Check De Gelderlander van 20-03-2012>
Geen opmerkingen:
Een reactie posten