Op zoek naar lentepoëzie kom je bijna zeker langs de eerstezelfstandige literaire tekst in de vroege Nederlandse taal. Een Vlaamse monnik schreef deze in 1080 als test voor de zojuistaangeslepen ganzeveer in een klooster in het Engelse Rochester. Bert Scheuter stelde zich het leven in zo’n klooster voor, keerde rillend terug naar het comfortabele wonen van nu, maar zag in een flits wel een dystopie voorbij komen, een beangstigend beeld van toekomstig wonen. Ingegeven door de gedachtekoppeling van het kille klooster met de onbetaalbare woonlasten op de geliberaliseerde Achterhoekse woningmarkt.
Dystopie 2080
En toch, die monnik die in 1080 die woorden schreef
had een echt dak boven zijn hoofd en muren langszij
die de regen en de kille wind van het Rochesterland
weerden, zodat zijn warme hand de ganzeveer
kon sturen voor die penneproef, zomaar in april:
'Alle vogels zijn nesten begonnen behalve
ik en jij waar wachten wij nu op?'
En toch, die monnik wist niets af van de liefde,
niet zoals wij haar in 2080 loven als verwarming ...
Wij, buitenwoners, in kromgetrokken caravans,
onder tenten of tussen staketsels van oud hout
omhangen met vilt dat, besmeerd met bijenwas
of schapenvet, kunstig de regenvlagen weert en
de gure wind die hier waait, tussen te dure huizen,
die ook in dit Achterhoekse land al decennialang
te verkrotten staan op een liberale huizenmarkt,
waarin, bij gratie van een multinational in vastgoed,
stokouden van vijftig en babies met hun moeders,
bedelend bemiddeld door nieuwe kloosterordes,
even niet hoeven te vluchten, even mogen leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten