Tom America werd 68 en kijkt terug op zijn academietijd. De bron van alles. Op Facebook schrijft hij:
"IEMAND MET ZO WEINIG TALENT
morgen wordt ik 68. Door dat getal moet ik toch weer denken aan 1968. In dat jaar verliet ik Limburg om in Tilburg te gaan ‘doorleren’, zoals ze dat hier vaak noemen, en wel aan de tekenacademie. Er was sinds het begin van mijn puberteit een toenemende drang in me opgekomen om bij de wereld van de kunsten te mogen horen. Niet de zaak van mijn vader trok me (nooit voor ook maar een seconde), de wereld van Klee, Picasso, Sartre, The Troggs, Elmore James, daar wilde ik onderdeel van zijn. Op de academie bleek al snel dat ik er qua talent niet echt geweldig voor stond. Hoe vaak heb ik tijdens die opleiding niet gedacht dit leer ik nooit, en zelfs ik kan het gewoon niet. Toch was opgave geen enkele optie. Deze eenmaal ingeslagen weg moest afgelopen worden. Met als routekaart dat vage buik/hoofdgevoel dat het bezig zijn met, willen horen bij de kunsten me gaf. Het nu iets beter kunnen inschatten van de zuiverheid en schoonheid van het werk van Jan Schoonhoven of Jan Hanlo, of het snappen van de prikkelende, opstandige het medium bevragende houding van cineast Jean-Luc Godard, het is allemaal het gevolg van die postpuberale beslissing. Ik heb geleerd/ervaren dat het hebben van een idee dat ergens zomaar in je opduikt iets is om te koesteren, een geschenk, dat gevolgd moet worden door noeste arbeid, nu eenmaal nodig ter verwezenlijking van dat idee en alles wat het met zich mee je wereld in sleurt. Dat is samen met de kennis van kunstgeschiedenis misschien wel een van de belangrijkste dingen die me aangereikt zijn op die schoolse tekenacademie: het ‘gewoon beginnen’ en vooral het ‘meters maken’.
Groot succes heeft me mijn bestaan in de kunsten nooit gebracht maar van binnen voelt dat heel anders. De vele confrontaties die ik gezocht heb, vragen die ik mezelf gesteld heb, mijn worstelingen om toch tot iets te komen, de twijfels, en de oplossingen ze hebben nu een residu achtergelaten dat goed en kloppend en gelukt voelt.
Vijf jaar geleden kwam ik tijdens een academiereünie oud klasgenoot en
academie-school-orkest-mede-muzikant René Ziedses weer eens tegen. Bijna meteen hadden we het over de naamloze gelegenheidsband die opgericht was om op het roemruchte jaarlijkse Lukasfeest te spelen. En al snel ging het vooral over mij. Over hoe slecht ik was volgens René. Hij was daar nu nog verbaasd over. Zijn verhaal raakte een essentie van iets in mij. Mijn struikeltocht op weg naar het kunstenparadijs, vaak een combinatie van onnozelheid en enorme zin om ervoor te gaan, voelde ik er luid en duidelijk in terug. Een week later heb ik hem opgebeld met de vraag of hij alles nog eens voor mijn microfoon wilde vertelen. Want dit moest ik op muziek zetten, een soort zelfportret geschilderd door een ander maar toch zeker ook geautoriseerd door mijzelf. Er werd iets in geraakt van datgene dat me zo gretig stuurde richting de kunsten. Tot op de dag van vandaag is dat een beslissing geweest die me al met al een sterk, hoe zal ik het noemen, levensgevoel (?) opgeleverd heet. Een worteling die me blijkt te passen. En die ik al terugkijkend zeer gewenst heb. Als ik me toen had kunnen zien zoals ik nu hier zit achter m’n laptop, zou ik mezelf waarschijnlijk behoorlijk, daar komt ’t woord, ‘geslaagd’ gevonden hebben. Dat noemen ze tegenwoordig geloof ik ‘cool’."
morgen wordt ik 68. Door dat getal moet ik toch weer denken aan 1968. In dat jaar verliet ik Limburg om in Tilburg te gaan ‘doorleren’, zoals ze dat hier vaak noemen, en wel aan de tekenacademie. Er was sinds het begin van mijn puberteit een toenemende drang in me opgekomen om bij de wereld van de kunsten te mogen horen. Niet de zaak van mijn vader trok me (nooit voor ook maar een seconde), de wereld van Klee, Picasso, Sartre, The Troggs, Elmore James, daar wilde ik onderdeel van zijn. Op de academie bleek al snel dat ik er qua talent niet echt geweldig voor stond. Hoe vaak heb ik tijdens die opleiding niet gedacht dit leer ik nooit, en zelfs ik kan het gewoon niet. Toch was opgave geen enkele optie. Deze eenmaal ingeslagen weg moest afgelopen worden. Met als routekaart dat vage buik/hoofdgevoel dat het bezig zijn met, willen horen bij de kunsten me gaf. Het nu iets beter kunnen inschatten van de zuiverheid en schoonheid van het werk van Jan Schoonhoven of Jan Hanlo, of het snappen van de prikkelende, opstandige het medium bevragende houding van cineast Jean-Luc Godard, het is allemaal het gevolg van die postpuberale beslissing. Ik heb geleerd/ervaren dat het hebben van een idee dat ergens zomaar in je opduikt iets is om te koesteren, een geschenk, dat gevolgd moet worden door noeste arbeid, nu eenmaal nodig ter verwezenlijking van dat idee en alles wat het met zich mee je wereld in sleurt. Dat is samen met de kennis van kunstgeschiedenis misschien wel een van de belangrijkste dingen die me aangereikt zijn op die schoolse tekenacademie: het ‘gewoon beginnen’ en vooral het ‘meters maken’.
Groot succes heeft me mijn bestaan in de kunsten nooit gebracht maar van binnen voelt dat heel anders. De vele confrontaties die ik gezocht heb, vragen die ik mezelf gesteld heb, mijn worstelingen om toch tot iets te komen, de twijfels, en de oplossingen ze hebben nu een residu achtergelaten dat goed en kloppend en gelukt voelt.
Vijf jaar geleden kwam ik tijdens een academiereünie oud klasgenoot en
academie-school-orkest-mede-muzikant René Ziedses weer eens tegen. Bijna meteen hadden we het over de naamloze gelegenheidsband die opgericht was om op het roemruchte jaarlijkse Lukasfeest te spelen. En al snel ging het vooral over mij. Over hoe slecht ik was volgens René. Hij was daar nu nog verbaasd over. Zijn verhaal raakte een essentie van iets in mij. Mijn struikeltocht op weg naar het kunstenparadijs, vaak een combinatie van onnozelheid en enorme zin om ervoor te gaan, voelde ik er luid en duidelijk in terug. Een week later heb ik hem opgebeld met de vraag of hij alles nog eens voor mijn microfoon wilde vertelen. Want dit moest ik op muziek zetten, een soort zelfportret geschilderd door een ander maar toch zeker ook geautoriseerd door mijzelf. Er werd iets in geraakt van datgene dat me zo gretig stuurde richting de kunsten. Tot op de dag van vandaag is dat een beslissing geweest die me al met al een sterk, hoe zal ik het noemen, levensgevoel (?) opgeleverd heet. Een worteling die me blijkt te passen. En die ik al terugkijkend zeer gewenst heb. Als ik me toen had kunnen zien zoals ik nu hier zit achter m’n laptop, zou ik mezelf waarschijnlijk behoorlijk, daar komt ’t woord, ‘geslaagd’ gevonden hebben. Dat noemen ze tegenwoordig geloof ik ‘cool’."
Heel herkenbaar verhaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten