Niks is wat het lijkt, alles onecht
Uit de
verhuisdoos komt een roestig ogend blik tevoorschijn. “Goh, lekt het dak van de
schuur ?”. M’n lief kijkt me ontzet aan. Ze trapt erin. Het blijkt nep. Een
boek met een op Brasso koperpoets geïnspireerde omslag, roestvlekken incluis.
Een Jiskefet jubileumuitgave. Niks is wat het lijkt, dezer dagen.
Bij het herinrichten zie ik wat slordig een lp-binnenhoes op de
vloer liggen. Ik wil de bijhorende hoes zoeken. Nu ben ik er zelf ingestonken.
Het is de omslag van het boek,
‘Strips in stereo’. De strips
laten zich lezen als een videoclip. Gerrit de Jager één van de samenstellers,
laat de plaatjes en teksten ritmisch over de pagina’s samenvallen. Je hoort als
het ware het nummer ‘Kom van dat dak af’ uit de bladzijden klinken. Een
bijzondere ervaring. Doorzon figureert in
Koelewijns klassieker. Op het eind schuifelt Herman Brood over het
bordes. Partner in crime Jean-Marc van Tol sluit het album af met Dinge-dong
van Teach-in. Suspense op het kerkhof. “De tijd was om”, plotsklaps zwaait er
een zeis door de lucht. Daar tussenin opereert de fine fleur van het Nederlands
stripwezen met twaalf andere versjes. Onder ander Normaals vlam in de pijp ‘D’n Poot op ‘t
Gas’. Achterhoekse truckersromantiek in Vlaams staminee door Henk Kuijpers.
Het boek krijgt een plek naast een andere
bijzonder stripuitgave, die voor de verhuizing in mijn brievenbus lag. Een
altijd weer verrassende editie van ‘De zingende zaag’. Het zeer onregelmatig
verschijnende poëzieperiodiek. Maar altijd weer het wachten waard want altijd
prachtig vormgegeven. Het lijkt wel of het boek het blad heeft geïnspireerd,
want ditmaal verpakt in de vorm van een Kuifjestripboek. ‘De avonturen van
Zaagje’ aflevering ‘Verknipt en Verstript’. Honderdduizend bommen en granaten!
Niks is wat het lijkt. Dichters, striptekenaars en beeldende kunstenaars werden uitgenodigd om de schaar te
zetten in eigen en elkaars werk. Strippen en slopen was het devies. Opmerkelijk
is de verzameling met klanknabootsingen van Joris Driest. Hij somt in zijn
‘Glossolalarium’ categorieën onomatopeeën op die met hun herkomst staan
afgedrukt. Hij verdeelt ze onder in Explosies en schoten, Dieren, Vervoer,
Eten, Mensen, Ongelukjes, Vechten en actie, Muziek en Machines. En wel op zeer
grondige wijze. Bijvoorbeeld onder Explosies en schoten: “taka takataka | pang!
Auw! Tsjak! Tsjok! Klang! “ [Lucky Luke 18] ‘De Schat van de Daltons’, Vicq en
Morris. Pagina 42-43. Of onder Eten: “smek sloksjoep krontskrunsj hhap sjlap”
[Guust Flater 11] ‘Flaters, Floppen en Flouzen’, Franquin. Pagina 13.
De klankwoordbeelden sturen mijn
gedachten naar Gerrit Komrij. Naar het buitengebied van Winterswijk. In ‘Alles
onecht’ een keuze uit de gedichten, verhaalt de dichter over het moment dat hij
doordrongen raakte van zijn dichterschap. ‘De seconde van de Jachthuisweg’:
"Het was op de Jachthuisweg. Daar werd ik, op mijn negentiende, dichter.
In een handomdraai was het gebeurd. Anderen mogen het een goddelijke ingeving
noemen, een moment van waarheid, een mystieke blikseminslag - mij kwam het op
dat moment alleen voor of er een knop werd omgedraaid. Ik kreeg er niets bij,
ik werd er niet rijker of vollediger door - het licht ging aan in een kamer,
meer niet. De kamer zelf was er al. Pàng. Van het ene moment op het andere wist
ik wat poëzie betekende." (…) “ Nog altijd zit er voor mij iets van
dezelfde elektriciteit in de lucht. Zomaar tussen de weilanden, op die doodgewone
weg. Het komt me voor dat de hemel
er ruimer is. Er zit daar een gaatje in het heelal en niemand die het ziet,
behalve ik.” Ik fantaseer een poëtische
installatie voor de plek. Op onverwachtse momenten projecteren laserstralen in
een tijdsspanne van een seconde een tekenfilm op het zwerk. Een pistool gaat
af, een vlaggetje verschijnt met daarop het klankicoon. Pàng. Omringd door uitspattende sterren. Een
monument voor de dichter. Voor de Jachthuisweg. Voor het moment. Of belazer ik
zo de boel en wordt de verbeelding verkracht?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten