maandag 23 januari 2012

Door Achterhoekse Ogen | What's in a name?


What’s in a name?

Ik dacht toch echt even in een column van de onovertroffen Remco Campert terecht gekomen te zijn. Eén uit de gouden dagen, waarin de politicus drs. Mallebrootje figureerde met  het onafscheidelijke jonge ding van de achterban. Of eigenlijk zag ik een combinatie met boer Kneupma ergens in het hooi, toen ik de verhalen van Henk Bleker en zijn verovering Barbara van Rijlaarsdam las. Het had door een schrijver bedacht kunnen zijn. De Nederlandse literatuur zwemt erin: Droogstoppel, Sjaalman, Nurks, Koekebakker, Aornt Peppelenkamp, ga zo maar door. Laat schrijvers maar schuiven, dat kun je van leken niet zeggen.

In mijn eigen dorp twee beschamende voorbeelden. Een gebouw dat ik in mijn tijd van leven zag veranderen van Gebouw voor Christelijke Belangen -Christelijk met een G die evolueerde in een K- in ‘De Borch’. Die op zijn beurt na een verbouwing wijzigde in ‘Borchuus’. Let op met één h! Het vreemde is dat ik niemand Borkhuus hoor zeggen, want dat is wat er feitelijk staat. Daarna vloog dezelfde gemeenschap andermaal uit de bocht bij het bedenken van een naam voor de fusieschool van beide christelijke scholen. Ik hoorde in eerste instantie een hele mooie: Meander. Maar toen ik las dat ze het schreven met twee e’s, zakte mij de bökse op de enkels. De klank die in het woord meander zit heeft van zichzelf toch voldoende betekenis, dan ga je het toch niet verkeerd opschrijven? Aarghhh. Ja, zo kweek je zeker een generatie met spellingsproblemen.

Intussen te Winterswijk zag ik via de sociale media criticasters jammeren over de naamgeving van de nieuwbouw van De Driemark.  Het publiek kon kiezen uit drie varianten; waarvan er twee landschapskundig gezien onjuist  zijn. Ook over de derde mogelijkheid ‘Gerrit Komrij College’ werd geredetwist. Hij zou nooit expliciet over het stationsgebied geschreven hebben meldt de één en en een ander klaagt over het bevuilen van het eigen nest. Zelf vind ik Winterswijk in zijn wordingsroman ‘Verwoest Arcadië’ knap beschreven. De winter wist van geen wijken, … Maar wellicht dien je daarvoor buitenstaander te zijn, niet in het dorp zelf te wonen. Ook in de polemieken druipt de liefde voor zijn geboortedorp ervan af. Was sich liebt das neckt sich.

Mijn lief kijkt verbaasd op als ik haar vertel dat de school de naam van de schrijver krijgt. “Je noemt toch straten en gebouwen niet naar nog levende mensen. Je weet maar nooit wat zo iemand nog op de kerfstok gaat krijgen.”  “Dichters gaan nooit dood” schamper ik. Leo Vroman ging hem voor en hoeveel basisscholen kregen niet -bij haar leven nog- Annie M.G. Schmidt’s naam? Enschede heeft zijn Willem Wilminkschool. “Nee bij dichters mag dat, neen moet dat!”

Trouwens mocht ooit iemand in zijn onwijsheid mogen besluiten mij een straatnaam te geven, dan volstaat mijn achternaam. Straat hoeft er niet aan toegevoegd, dijk krijg je er al bij cadeau. 

Hans Mellendijk, de Gelderlander, 21 januari 2012, edities Achterhoek 



Lees ook WEBLOG.HARFSTERKAMP.NL:  Bespiegeling | De Spoorloods>

Geen opmerkingen:

Een reactie posten