Wim van Til opende vanmiddag de 14e Kunstwandelroute 2013 | Enghuizer dialogen IV met de volgende schone woorden:
Het wezen van de kunst wordt al sinds mensenheugenis in verband gebracht met de natuur der dingen. Wat is het wezenlijke van een schil? Wat maakt een haas hazig? Een schildpad schildpaddig? Wanneer en waarvoor steekt u uw hand in het vuur en voor welk effect?
Ooit begon de mens zijn omgeving te ordenen naar zijn zin en ooit begon diezelfde mens zijn omgeving vast te leggen in beelden die “net echt” waren. Het leverde een huis op al was het een grot, het bracht hem edelherten al waren ze tweedimensionaal op de wand geschilderd. Het was de geboorte van woorden als “schoonheid” en “waarheid”. De natuur moest zo goed mogelijk geïmiteerd dat er een kopie ontstond, een kunstmatige wereld.
En op de scheidslijn van die twee werelden danste de kunstenaar naar de pijpen der natuur. Tot hem het wonder overviel en de scheidslijn zich opende: daar was de werkelijke wereld, tussen de een en de ander. De kunstenaar schrok van die schoonheid, die ongereptheid en toog aan het werk. Hij schiep wat nooit geweest was: een beeld naar zijn emoties, een vorm voor zijn dromen.
Er waren de natuur en de kunstmatige tweede natuur en nu was daar ook de zichtbare onverborgenheid. De kunstenaar ontdoet de wereld van zijn sluier en toont ons zijn ware gedaante. En daar zijn ze dan: de levende en de levenloze dingen. Een steen is een steen, een druppel een druppel en aarde is aarde. Geen levenloos element is in staat zichzelf te veranderen. In tegenstelling tot de levende dingen. Die vervormen zich zelf door te groeien of te verminderen, door te veranderen van kleur of gedaante. En de levenden heersen over de levenlozen. Zij buigen staal, zij houwen in steen, zij beschilderen doek en paneel. Zij vinden woorden voor hun overwegingen en hun emoties. Zij slaan de brug tussen de wereld en de kunstmatige wereld, zij zijn de brug wellicht.
Dit alles overdacht ik, terwijl ik onlangs over het landgoed Enghuizen dwaalde en daar plots oog in oog stond met de kabouter van het bos. Zij vraagt of ik ik ben. Ben ik, zeg ik. Weet je dat wel zeker, gaf ze mij terug. Weet jij zeker dat jij niet gemaakt bent naar een evenbeeld? En de kabouter werd mijn vader die knikte en mijn moeder schudde steeds haar hoofd bij elke knik. En om de hoek waren zij weg: de moeder, de vader, de kabouter. En ik zag hen terug in de kunstwerken tussen de bomen, de struiken, het blad.
Houdt de natuur van kunstenaars? Ik heb u wellicht een onmogelijke vraag gesteld. Ik had net zo goed kunnen vragen: “Was Socrates analfabeet?”, omdat hij niets heeft opgeschreven.
De natuur is kunstenaar en ze houdt van haar collega’s. Ze biedt hun haar takken, haar bomen, zelfs hun karkas. Ze geeft ons een podium en biedt ons haar uitzicht zonder weerga. De kunst is om ons heen zoals de natuur ons omringt. Waar wacht u op, kom overeind, kom! De kunst gebeurt in de natuur zoals de natuur zich toont in de kunstroute die zich voor uw ogen uitrolt over de begaanbare paden. Naar het oosten, door het noorden, uit het westen tot in het zuiden de wind gaat liggen en u de woorden hoort die onderweg gesprokkeld worden. Ik was er zojuist nog, het ritselt alom van opwinding. Omdat u komt!
Ik wens u een boeiende tocht over dit bijzondere landgoed dat elk jaar tussen Pasen en Pinksteren betoverend natuurlijk op u wacht."
Anna Wiersma en Pieter Bas Kempe
ach dat heb ik gemist.....
BeantwoordenVerwijderenNiettemin:mooi verhaal Hans...