7e lied van 'De Domela-Passie' (18 november 2019; Excelsior Recordings)
Meindert Talma: tekst*, compositie, leadzang, arrangement voor band en koor, mellotron-trompet (opgenomen in de Sicke B. Studio te Noordhorn).
*tekst is voor een groot deel een bewerking van het hoofdstuk over Domela Nieuwenhuis uit 'De dageraad der volksbevrijding: schetsen en tafereelen uit de socialistische beweging in Nederland' van W.H. Vliegen.
Johan Kooi: drums door hem zelf opgenomen in de No Pussy Blues Studio te Groningen; opnameman van bas en gitaar (opgenomen in WORM te Rotterdam) en mixer van het lied in de Greenland Studio's te Blokzijl.
Sietse Damen: opnameman strijkers in SSE Studio te Amsterdam.
Herman Grimme: orgel; opnameman van orgel en leadzang in de White House Studio in Groningen.
Jan Pier Brands: gitaar.
Janke Brands: bas.
Reyer Zwart: arrangementen voor cello en viool.
Mirjam van Oss (alt),
Judith Groen: cello
Jan Erik van Regteren Altena: viool
Koor bestaat uit:
Uit beginsel reist hij steeds op de houten banken van de derde klasse der spoorwegen. Hierna verder met de hondenkar. Voor het doel bereikt is, een vergaderzaal, demonstratie, staking, of een vriendenwoning, wacht hem een opgehitste volksmenigte. Stenen en vuil vliegen langs zijn hoofd, scheldwoorden striemen hem ’t gelaat, beledigingen worden hem in ’t gezicht gespuwd. Met moeite houden politie en de aanhangers hem uit de handen der massa. Bloed druppelt langs zijn kleren. Geen blik uit zijn oog, geen woord van zijn mond, geen gebaar van zijn hand verraadt wat er in hem omgaat. Zijn begeleiders vechten met zijn belagers, Hij stapt voort naar zijn doel, vrees schijnt hij niet te kennen. Daar verschijnt hij en uit duizenden kelen klinkt het, eindeloos, één gejuich, één roep van heil en van verering. Laat die man op dat ogenblik het leven vragen – duizenden geven het.
Hij is binnengetreden zonder dat zijn gelaat ook maar een spoor van emotie toont. Hij spreekt de massa toe en zegt haar dat de hulde niet hem betreft, doch het sociale beginsel waarvan hij de drager is. Zijn hoge en slanke gestalte geeft een indruk van zachtheid en kracht tegelijk. Dit is een man die nooit een kind een klap of een hond een trap zal geven. Dit is een man die nooit het hoofd zal buigen voor enige bedreiging of een stap sneller zal lopen voor enig gevaar.
Hij heeft het voorkomen van een apostel. Zijn Jezuskop steekt boven elke massa uit. Zit hij op een tribune tussen honderd anderen, hij is het, die de blikken tot zich trekt; ieder voelt en ziet in hem de leider, de aanvoerder. Zijn stem blijft zacht, ook bij de grootste uiteenzetting, maar is toch tot in elke hoek ook van de grootste zaal verstaanbaar. Zijn ogen staren soms in extase terwijl de mond woorden spreekt die als een blijde boodschap klinken van een nieuwe wereld.
koor:
Domela!
Zijn armen verheffen zich in sober gebaar, nu eens dreigend, dan aanbiddend, dan zegenend. Iedereen hangt aan zijn lippen. De verlossing, die men verwacht en verlangt, worden inherent aan Domela. “Niemand zal uitkomst brengen in uw ellende, gij moet uw eigen verlosser zijn. Door vereniging zult gij een macht worden, waartegen anderen niet op kunnen, en dan zult gij krijgen: brood, recht, geluk en vrijheid voor allen!" De gehele avond blijft hij in hun midden. Bloemen worden hem aangeboden, de toespraken getuigen van een mateloze vergoding, doch in zijn ogen glinstert geen vonk van trots of van voldoening, niets, niets! Hij overnacht bij de arbeiders in hun krotten, desnoods met hen in hetzelfde bed. Hij is voor hun de sociale dominee met de blijde boodschap van een betere wereld. Zij geloven in hem. Hij is hun een heilige.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten